DE
GESCHIEDENIS VAN HARLINGEN
DE
MAGNUS-LEGENDE
Het
slot van de legende speelt zich af in de Michaelskerk (Grote Kerk) en
begint als volgt.
Het
was tijdens Karel de Grote (rond 800), dat op aanwijzing van een
evangelieprediker een oud vaandel werd opgegraven. Dat eeuwen in de
grond verborgen had gelegen. Dit vaandel was nog afkomstig uit het
zesde nageslacht van Sem. Een van Noach's zonen!
Drie
Friezen waren op tocht/reis in Azië terecht gekomen en een van hen
had aan het nageslacht van Sem belangrijke diensten bewezen. Hem werd
tot beloning een rood vaandel geschonken; het symbool voor alles wat
goed en edel, recht en rechtvaardig was. Met dit vaandel keerden zij
terug in de Friese landen. In latere tijden, toen woeste horden hier
roofden en brandschatten, plunderden en moorden, werd het in de grond
verborgen, opdat het vaandel niet in handen van deze barbaren zou
vallen. Rond 800 wordt dit vaandel dus teruggevonden. Het wordt
geschonken aan Magnus Forteilandnd, de eerste onder de Friezen, een
strijdhaftige Roelantsfiguur. Hij kwam op voor ieder, die verdrukt
werd en was waardig het vaandel te voeren.
Koning
Karel roept hem op en aan het hoofd van zijn krijgsknechten trekt hij
naar het zuiden en schaart zich aan de zijde van Charlemagne.
Samen
trekken ze naar Rome om de Paus bij te staan tegen “heidense'
barbaren, die hem bedreigen en hem zelfs uit Rome hebben verdreven.
De barbaren en opstandige Romeinen worden verslagen en Magnus
Forteman en zijn Friese soldaten hebben hierin een belangrijk aandeel
gehad. Met pauselijke en keizerlijke keuren (voorrechten), de zg. 24
Magnus-keuren, komt Forteman weer in de Dom van Almenum terug. Hier
legt hij de Magnus-vaan en Magnus-keuren neer.
De
eerste van de keuren luidde:
Alle
Friezen zullen vrije mensen zijn, zolang de wind de wolken waait en
zolang de aarde zal bestaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten