maandag 23 november 2015

LODEWIJK ASSCHER

Mijn zoon van 6 had op het Jeugdjournaal de beelden van de aanslagen in Parijs gezien. Hij zit in groep 3 en probeert alle nieuwe dingen die hij leert te begrijpen. Maar sommige dingen zijn niet te begrijpen. Waarom je soms a zegt en soms aa terwijl er toch maar een A staat, en waarom mensen elkaar dit aandoen.

Veel van de daders van deze gruweldaden komen niet uit een ver land. Het zijn home-grown terroristen, geboren en getogen in Frankrijk of in België. En ook in Nederland zijn jongeren vatbaar. Hun geest is vergiftigd door haat, en iedereen die anders denkt is de vijand. Een vijand die je mag doden. En dus moeten we ons verdedigen met wapens maar ook door kinderen vragen te leren stellen.

We moeten zo voorkomen dat de kinderlokkers van de haat de geest van onze jongeren vergiftigen. Voorkomen dat we verscheurd worden door wantrouwen en haat. En de extremisten de sfeer in ons land verzieken.

Dat doe je onder meer door kinderen weerbaar te maken. Ze te leren kritisch na te denken, zich in een ander te verplaatsen. Door met elkaar in gesprek te gaan en vragen te blijven stellen.

De week na de aanslag op Charlie Hebdo ben ik op een aantal scholen bij gesprekken met jongeren geweest. Kinderen die het verschil tussen feit en fictie niet kennen, die geloven in de meest onwaarschijnlijke complottheorieën. Een schokkende ervaring, maar hun docenten veroordeelden ze niet en bleven praten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten